Robert Devereux in brave, krappe jas resoneert nauwelijks

Robert Devereux, gezien en gehoord op 18 april 2024 bij de Nationale Opera te Amsterdam.

Een belcanto opera van Donizetti uit begin 19e eeuw plaatsen in het heden, lijkt een goed idee. Echter, niet wanneer de voorstelling te gewoon en té alledaags wordt waarbij spel- en zangplezier zijn weggepoetst. Deze opera mondt uit in een matte voorstelling in een krappe, brave jas die nauwelijks resoneert.

Gedurende de hele opera staan woonvertrekken centraal. In de eerste akte is dat een kleine sjieke beige/ mintgroene slaapkamer in klassieke stijl, in de tweede akte een aanzienlijk groter woonvertrek met hoge zwarte wanden en sierlijsten tegen het plafond en gedurende de derde akte daalt de kleine slaapkamer langzaam neer als woonvertrek. Het is dit vertrek waar Elisabetta geheel verslagen haar laatste uren aankondigt als Koningin Elisabeth I van Engeland.

Voor regisseur Jetske Mijnssen is het belangrijk de vier hoofdrolspelers: Robert Devereux (Ismael Jordy), Elisabetta (Barno Ismatullaeva), Sara Nottingham (Angela Brower) en Duca di Nottingham (Nikolai Zemlianskikh) te centreren. Voor haar draait alles om dit viertal: hier zitten de conflicten de rivaliteit en de wraak. Samen met decorontwerper Ben Baur, die met Mijnssen ook werkte aan de eerste twee opera’s in deze koninginnentrilogie, zocht ze naar een passend toneelbeeld waarbij zij de levensloop van Koningin Elisabeth I centraal stelt. Het resultaat is een herhaling van decors om zo de eenheid in deze trilogie vorm te geven.

Ademnood

Voor de beperkte levensruimte ten tijde van grillige alleenheerschappij in de 19e eeuw is in de eerste akte gekozen voor een ‘decor in decor’. Al bij de eerste aanblik van de krappe slaapkamer op het grote podium ontstaat ademnood. Dat de zangers zingen en spelen is te horen en te zien maar hen ervaren als echte mensen niet. Het resultaat is afstand, wat de beleving vervaagt.

Ook dirigent Enrique Mazzole heeft het lastig het orkest ten volle te benutten want ook dit kampt met gebreken. Zo klinken de strijkers soms in de openingssymfonie alsof ze in de oefenfase zitten en laten de blazers hier en daar een steekje vallen. Het geheel klinkt daardoor wat instabiel wat de overtuigingskracht niet ten goede komt. Pas gaandeweg de opera wanneer het echt spannend wordt het volume stijgt en de opera vaart krijgt, produceert dit orkest de gewenste klank.

Sara als lichtpuntje

Dit alles maakt het voor de zangers niet makkelijk optimaal te presteren. Een lichtpuntje is Sara, eveneens verliefd op Robert Devereux en daarmee rivaal voor Elisabetta. Zij lijkt haar eigen koers te bepalen en zingt stevig en zeker. Met haar warme klank en haar overtuigende spel weet zij het publiek te raken. En niet te vergeten het koor van DNO dat zuiver en goed getimed zingt en acteert. Een knappe prestatie in deze moderne versie.

Dat Mijnssen en haar team sleutelen aan een opera hoort bij hun vak maar de vraag is: waar ligt de grens? Het resultaat is nu een afgevlakte versie met zangers die acteren in een te krappe en brave voorstelling. Door meer afstand te nemen van de braafheid in plaats van die te benadrukken had deze operaproductie aan resonantie kunnen winnen.

Irit van der Veldt

foto Ben van Duin

Muzikale leiding: Enrique Mazzola, Regie: Jetske Mijnssen, Decor: Ben Baur, Kostuums: Klaus Bruns, Licht: Cor van den Brink, Dramaturgie: Luc Joosten